Er heerste onduidelijkheid omtrent de verjaringstermijn bij de verkrachting van een minderjarige met de dood tot gevolg. Met de Verzamelwet Strafzaken (Wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, zoals verschenen in het Belgisch Staatsblad van 18 juli 2018) schept de wetgever duidelijkheid. De nieuwe en duidelijke verjaringstermijn geldt vanaf 28 juli 2018.
Waarover gaat het?
Via de verjaring van de strafvordering kan iemand niet langer voor de rechtbank gebracht worden. Op die manier tracht de wetgever onredelijke excessen uit het strafrecht te verwijderen. Zo kan het bijvoorbeeld niet dat iemand jaren later nog gestraft wordt voor een fout uit het verre verleden. Ook voor de verkrachting van een minderjarige met de dood tot gevolg is er zo’n verjaringstermijn. Wel heerste hier onduidelijkheid omdat twee bepalingen elkaar tegenspraken. Gaat het nu om een verjaringstermijn van vijftien of van twintig jaar?
Verkrachting minderjarige met dood tot gevolg
De strafbepaling voor de verkrachting van een minderjarige met dood tot gevolg is weergegeven in artikel 376, lid 1, Strafwetboek. Hierbij geeft men aan dat de schuldige gestraft kan worden met een opsluiting van twintig tot dertig jaar.
Het is artikel 21 wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering, dat de verjaringstermijn bepaalt voor de verkrachting van een minderjarige met de dood tot gevolg. Hierbij geeft artikel 21, lid 1, 1°, tweede streepje, aan dat er een verjaringstermijn van twintig jaar van toepassing is. Echter verwees lid 1, 2°, tweede streepje, eveneens naar artikel 376, lid 1 Strafwetboek voor het vastleggen van een verjaringstermijn van vijftien jaren. Twee verjaringstermijnen? Dat kan uiteraard niet. De wetgever grijpt nu in.
Verjaringstermijn bij verkrachting minderjarige met dood tot gevolg
Artikel 9 Wet 11 juli 2018 brengt nu verandering in de onduidelijkheid door de bepaling van artikel 21, lid 1, 2°, tweede streepje voorafgaande titel, aan te passen (verjaringstermijn van vijftien jaren). De verwijzing naar artikel 376, lid 1 Strafwetboek verdwijnt dus. Hierdoor zal de verjaringstermijn zoals aangehaald in artikel 21, lid 1, 1° voorafgaande titel van toepassing zijn op de verkrachting van een minderjarige met de dood tot gevolg (verjaringstermijn van twintig jaar).
Een lang verhaal, maar concreet gaat het dus om een verjaringstermijn van twintig jaren.