De burgerOvereenkomsten

Wanneer is een rechtshandeling geldig en wat zijn de gevolgen van de nietigheid?

Door een rechtshandeling te stellen kan een individu rechten en plichten doen ontstaan, wijzigen of beëindigen. Zo’n wilsverklaring kan bijvoorbeeld een huurovereenkomst tot stand brengen, maar ook een schenking of een verkoop. Toch is lang niet elke rechtshandeling geldig. Aan een rechtshandeling worden per slot van rekening een aantal geldigheidsvereisten gesteld. Indien er niet aan deze geldigheidsvereisten is voldaan, is de rechtshandeling nietig.

Wanneer is een rechtshandeling geldig?

De wetgeving biedt vrij veel vrijheid om rechtshandelingen te stellen. In de meeste gevallen regelt de wet enkel de geldigheidsvereisten waaraan de rechtshandeling moet voldoen. Vaak biedt dat vrij veel ruimte om binnen een ruime marge rechtshandelingen te stellen.

In sommige gevallen heeft de wetgever de geldigheidsvereisten echter heel diepgaand geregeld, hetgeen bijvoorbeeld het geval is bij woninghuurovereenkomsten. Hoewel de keuzevrijheid dan beperkt is, hebben de partijen nog steeds zelf de vrijheid om een aantal zaken overeen te komen (bv. huurprijs, duur van de overeenkomst en de grootte van de waarborg). De wetgever kan hierbij zowel suppletieve normen (wanneer de partijen niet zelf iets anders overeenkomen, regelt de wet de afspraak) en dwingende rechtsregelen (hiervan mogen de partijen niet afwijken) opleggen.

Dergelijke bijzondere regels buiten beschouwing gelaten, moet elke rechtshandeling aan onderstaande geldigheidsvereisten voldoen.

# 1. Handelingsbekwaamheid

In de eerste plaats moet degene die de rechtshandeling stelt ook handelingsbekwaam zijn. De persoon in kwestie moet dus bekwaam zijn om zelfstandig rechtshandelingen te stellen en zijn rechten uit te oefenen. In principe is elk individu handelingsbekwaam, tenzij wanneer er een afwijking werd voorzien. Het gaat in het bijzonder om minderjarigen en geesteszieken.

# 2. Beantwoorden aan de werkelijke wil

Een rechtshandeling is in principe alleen geldig indien het overeenstemt met de werkelijke wil van de persoon die de rechtshandeling stelt. Hierdoor is een voldoende bewustzijn vereist. Bovendien heeft dit tot gevolg dat een onduidelijke overeenkomst steeds in functie van de werkelijke wil moet worden geïnterpreteerd.

Anderzijds wil de rechtspraak ook de tegenpartij beschermen door middel van de zogenaamde schijnleer. Wanneer bij de tegenpartij het vertrouwen werd opgewekt dat het wel degelijk ging om een werkelijk gewilde wilsverklaring, terwijl de overeenkomst niet overeenstemt met de werkelijke wil, is deze overeenkomst toch geldig. Als iemand een overeenkomst netjes uitvoert en nooit een andere wil kenbaar maakt, blijft de overeenkomst dus gewoon geldig.

De werkelijke wil kan in sommige gevallen wel ondermijnd worden, bijvoorbeeld wanneer de rechtshandeling via geweld of bedrog wordt afgedwongen of indien er sprake is van dwaling:

  • Bedrog: de situatie waarin iemand een list aanwendt om een verkeerde voorstelling van de zaken op te wekken en de tegenpartij op basis van de verkeerde voorstelling tot het stellen van een rechtshandeling aan te zetten;
  • Geweld: de situatie waarin iemand gewelddaden of bedreigingen stelt om zo de toestemming van de andere partij af te dwingen;
  • Dwaling: een onjuiste voorstelling van de zaken in hoofde van de partij die de rechtshandelingen stelt, waarbij die partij de rechtshandeling nooit zou hebben gesteld indien hij de juiste toedracht had gekend. De voorwaarde is wel dat de dwaling verschoonbaar is. Dat wil zeggen dat een redelijk voorzichtig persoon in deze situatie ook zou hebben gedwaald.

Ten slotte stelt zich hier de vraag wat de gevolgen zijn van een verstoring van het bewustzijn. Het gaat om situaties waarbij een handelingsbekwaam persoon dronken is. In zo’n geval ontbreekt er een wilsbasis om een geldige wilsverklaring uit te brengen. De “afwezigheid van de wil” maakt de rechtshandeling in theorie ongeldig. De schijnleer kan echter alsnog voor een andere uitkomst zorgen, waarbij men zich ook de vraag moet stellen in welke mate de tegenpartij op de hoogte was van de dronkenschap. Ten slotte stelt zich ook nog de vraag of de tegenpartij de persoon die de rechtshandeling stelde al dan niet bewust dronken voerde naar aanleiding van het stellen van de rechtshandeling (bedrog).

# 3. Geldige inhoud van de rechtshandeling

We zagen eerder al dat de gestelde rechtshandeling niet alleen moet worden gesteld door iemand die bekwaam is om het te stellen, maar dat het bovendien ook met de werkelijke wil moet overeenstemmen. Dat volstaat echter nog niet om van een geldige overeenkomst te spreken. De inhoud van de rechtshandeling moet per slot van rekening geoorloofd zijn. Dit geldt zowel voor het voorwerp van de overeenkomst (de inhoud) als voor de beweegredenen (de oorzaak).

Het voorwerp van de overeenkomst mag met andere woorden niet in strijd zijn met de openbare orde, met de goede zeden en met de regels van dwingend recht. Een overeenkomst die door een handelingsbekwaam persoon, conform de werkelijke wil, wordt afgesloten met tot doel een derde te vermoorden, is hierdoor altijd ongeldig.

Ten slotte is er ook vereist dat een overeenkomst een (geldige) oorzaak of motief heeft. Er moet enige zinnige rechtvaardiging voorhanden zijn om de rechtshandeling te stellen. Hierdoor voorkomt men bijvoorbeeld dat een foutieve overschrijving naar een bankrekeningnummer van een willekeurige derde als een bankgift kan worden beschouwd, daar er geen oorzaak of motief is voor zo’n bankgift. Indien de derde echter het neefje van de betrokkene is, is zo’n oorzaak dan weer wel voorhanden. Wetsontduiking is in elk geval verboden. De rechtshandeling vaderlijke erkenning met het loutere doel om de moeder van het kind in België te regulariseren, is bijvoorbeeld nietig. In dat geval is er dus geen sprake van een geldig motief.

Wat als een rechtshandeling nietig is?

Wanneer een rechtshandeling niet aan bovenstaande vereisten voldoet, is het in principe nietig. Dit wil nog niet zeggen dat de rechtshandeling niet bestaat, want ze blijft in principe bestaan tot ze wordt vernietigd. Hierbij moeten we twee situaties onderscheiden:

  • De rechtshandeling is absoluut nietig: dit zal het geval zijn wanneer de rechtshandeling in strijd is met het algemeen belang, met een dwingende rechtsregel of met een regel die de openbare orde of goede zeden beschermt (bv. een overeenkomst tot roofmoord). In dit geval kan elke partij, ook het openbaar ministerie, de nietigheid inroepen. De rechter kan ook op eigen houtje de overeenkomst vernietigen;
  • De rechtshandeling is relatief nietig: in dit geval kan alleen de partij die door de nietigheid wordt beschermd (bv. de persoon die dwaalde bij het afsluiten van de overeenkomst) de nietigheid inroepen. De rechter kan de nietigheid niet ambtshalve toepassen en de partij kan zelfs aan zijn mogelijkheid verzaken door de overeenkomst tijdens de procedure te bevestigen.

Gevolgen van de nietigverklaring

Wanneer een rechter de nietigverklaring van de overeenkomst uitspreekt, spreekt hij dit steeds ex tunc uit. Dat wil zeggen dat de nietigverklaring wordt uitgesproken met terugwerkende kracht en dat de uitspraak zowel gevolgen heeft voor het verleden als voor de toekomst.

De reeds gestelde uitvoeringsdaden moeten met andere woorden ongedaan worden gemaakt. Een leverancier moet bijvoorbeeld het geleverde goed opnieuw in ontvangst nemen en de ontvangen gelden terugbetalen. Wanneer restitutie in natura niet mogelijk is, mag dit ook gebeuren bij equivalent.

Geef een reactie